60

Sixty is the new forty, drukken ze mij op het hart. En: Leeftijd is toch maar een cijfer. Of: Je bent maar zo oud als je je voelt. Jamaar, steek ik een vinger op, hoe zit het dan met die spiegel? Geloof! roepen ze. Geloof toch! Een wazig beeld in een goedkope spiegel, is dat jouw referentie? Niet wij die jou graag zien, de rotsen waar jij tegenaan leunt? Alsof wij jou tegeltjeswijsheid zouden influisteren, je rimpels weglachen en al dat grijs ontkennen. Dus klauterde ik vanwege mijn kromme rug op een bak Jupiler en hees mijn gezicht over de rand van de spiegel en ja, mijn hemel, het is waar. Nauwelijks vijftig, goed veertig eigenlijk, een zelfverzekerde blik, een gulle lach. Knap! Mon dieu, my god, ik geloof, lieve vrienden. Ik geloof echt. En welk geschenk is mooier en rijker dan de terugkeer van Naïvité, zij die mij verliet op mijn veertigste en nu weerkeert ... op mijn veertigste. Ik omhels haar alsof ik het twintig jaren zonder haar heb moeten doen, zij glimlacht alsof ze niet lang kan blijven. Geloof, fezelt ze, en met haar lippen beroert ze een levervlekje. Geloof in de dingen die zijn omdat ze beter zo kunnen zijn, zweer af wat is omdat het niet anders kan. Welkom terug, mompel ik ontroerd. Ik heb je zo gemist.